Veel dier- en plantensoorten zijn bedreigd in hun voortbestaan door onder meer de aantasting van de leefomgeving onder invloed van verslechterende milieuomstandigheden, versnippering van de leefgebieden en het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Maar ook traditionele vormen van terreinbeheer zoals het op grote schaal maaien en plaggen of het op grote schaal kappen van bomen hebben negatieve gevolgen.
Bij goed terreinbeheer profiteren vele dier- en plantensoorten. Met name veelzijdige vormen van terreinbeheer met aandacht voor uiteenlopende dier- en plantgroepen kunnen hieraan een waardevolle bijdrage leveren. Met name belangrijk in verband met goed terreinbeheer is:
- het beperken van grootschalige bomenkap;
- het bevorderen van extensieve begrazing;
- het beperken van de taditionele beheermethoden als het grootschalig maaien en plagen;
- het uitsluiten van branden als beheermethoden;
- kleinschalig maaien en plagen gefasseerd uitvoeren;
- specifieke beheermaatregelen voeren voor microbiotopen.
Ook het bevorderen van biotoopbomen en dood hout is van groot belang. Biotoopbomen en dood hout bieden een waardevolle levensruimte voor tal van bosbewoners. Het betreft hier microhabitats met bijzonder eigenschappen voor verscheidene levende wezens. Deze microhabitats zorgen voor meer biodiversiteit en een gevarieerde ecosysteem.
Er zijn verscheiden soorten biotoopbomen te onderscheiden:
- zeer oude bomen;
- bomen die als broedplaats dien voor roofvogels, reigers of andere zeldzame soorten;
- bomen die met klimplanten, mossen, korstmossen en paddestoelen zijn begroeid of overwoekerd;
- bomen met met deels afgestorven takken, afgebroken kronen of dode kronen;
- bomen met kapot schors of met schorsholtes;
- scheef gegroeide bomen;
- bomen met holtes;
- sapbomen.
Biotoopbomen bieden talrijke specialisten leefruimte:
- bomen met beschadigen aan de stam of dikke takken bieden paddestoelen een groeiplaats;
- deels afgestorven bomen bieden spechten de mogelijkheid om een nest uit te hakken en bieden onderdak aan tal van insecten;
- sterke oude bomen met een goed ontwikkelde kroon, worden door verscheiden vogelsoorten vele jaren als horstboom c.q. broedplaats gebruikt;
- bomen met een dode of deels afgestorven kroon, worden gebruikt door warmteminnende insecten- en vogelsoorten;
- schorsholtes bieden een droge beschutte onderdak aan bijv.: kevers, wespen, spinnen, zweefvliegen en wilde bijen;
- met klimop begroeide bomen bieden onderdak aan tal van insecten. In de hersft bieden de bloemen van de klimop voedsel aan wilde bijen;
- dood hout (liggend hout, staand hout, afgestorven takken of stamdelen, dode wortels en boomstronken) is noodzakkelijk voor gespecialiseerde insecten en paddestoelen;
- schuin groeiden bomen zijn ideaal voor mossen en korstmossen. Mossen groeiende dan aan de natte bovenkant en korstmossen aan de drogere onderkant;
- sapbomen (het uitlopen van hars door beschadiging van de boom) bieden een voedingsbron voor kevers en vlinders;
- bomen met holtes bieden onderdak aan bijv. hazelmuis, vleermuizen, boomkruipers, boomklevers en bieden zweefvliegen de mogelijkheid te nestelen.